De Haagse drogist en letterkundige Samuel Johannes van den Bergh behoort tot de negentiende-eeuwse literatoren die thans volledig in de vergetelheid zijn geraakt. Tegelijkertijd wekt hij bij nadere kennismaking sympathie op. Sam Jan, zoals hij in de wandeling werd genoemd, was in 1834 een van de oprichters van het roemruchte Haagse genootschap Oefening Kweekt Kennis, maar werd in de praktijk zozeer als de enige en ware 'vader' van die club beschouwd dat na zijn overlijden de begrafenis uit de genootschapskas werd bekostigd. Het is maar goed dat hij het doodsoordeel over zijn letterkundige voortbrengselen niet heeft hoeven meemaken. Zijn wereld zou compleet zijn ingestort als we afgaan op wat S.W.F. Margadant hierover schrijft:
Hij was tot in het diepst van zijn ziel overtuigd, dat hij tot in lengte van dagen een eereplaats zou innemen op Nederlands Parnas. Wij kunnen daarom lachen; maar die rotsvaste overtuiging maakte, dat zijn ijdelheid niet hinderlijk werd. Een ander, bij wien in het diepst van zijn onbewuste nog eenige twijfel aan zijn grootheid huist, zal door intrigeeren, knoeien, zich op den voorgrond dringen, aanleiding geven tot minder aangename stemming en verhoudingen: voor Sam Jan was dat alles niet noodig, het kwam niet bij hem op; hij was een groot man. Niet alleen in eigen oogen, maar ook in die van zijn tijdgenooten. Tot hen had hij iets te zeggen. Tot ons niet meer.
Hoe Van den Bergh als een spin in het letterkundige web alles in de gaten hield, is levendig beschreven door Gerard Keller. Als men haast had, diende men zijn weg door Den Haag zorgvuldig te kiezen, want, zo schrijft Keller:
Van den Bergh had de gewoonte om in zijn winkel - hij was drogist - achter de toonbank met zijn letterkundigen arbeid bezig te zijn. Hij liet zich daarvan niet afleiden door het helpen van de koopers en koopsters, want tot zijne eer zij gezegd, dat hij terwille van de litteratuur zijn bedrijf niet verwaarloosde. [...] Zijn rustelooze geest was bovendien bezig met hetgeen op straat gebeurde, en als een van zijne tallooze bekenden de Schoolstraat passeerde, viel hem plotseling in dat hij dezen iets te zeggen had. Hij klopte hem in, en een half uur, ja een uur lang behandelde hij dan de letterkunde over de toonbank, onder de hand zijne kruiden wegende, pakkende en afgevende en geld wisselende.
Overigens beperkten zijn contacten zich niet tot de Haagse coterie. Zo was er de lange stoet van gastsprekers voor Oefening Kweekt Kennis, waarvan Van den Bergh eerst secretaris en vanaf 1845 tot aan zijn dood voorzitter was. Daarnaast was hij redacteur van het jaarboekje Aurora en redigeerde hij van 1843 tot 1847 met Joseph Alberdingk Thijm De Spektator.
Zijn oeuvre bestaat - naast bewerkingen van buitenlandse letterkundigen als Bulwer, Frederika Bremer, Walter Scott, Byron, Moore, Longfellow, Victor Hugo en Tennyson - uit een grote hoeveelheid oden, balladen en andere gedichten waarin een warme liefde voor het vaderland doorklinkt. Door dat aspect trok hij de aandacht van het Hof en werd hij in 1852 begiftigd met de Orde van de Eikenkroon, een eer die maar zeer weinig letterkundigen te beurt viel. Ook zijn uitverkiezing in 1848 tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde was voor hem een glorieus moment.
Het album
Het album van Sam Jan heeft met zijn 20,5 x 27 cm een kloek formaat. Het is volgens de gewoonte der tijd uit gevoerd als een doos in boekvorm, beplakt met paarse moirézijde en aan de voorkant uitbundig versierd. Van de 58 bladen zijn er 38 gevuld met bijdragen uit de jaren 1834-1863. Inscriptoren vormen een mix van Bekende Schrijvers en gewoon volk. Opvallend daarbij is dat 21 bijdragen rechtstreeks op het papier zijn geschreven, maar dat zeventien bijdragen bestaan uit blaadjes van een kleiner formaat die zijn opgeplakt. Je kunt je voorstellen dat Sam Jan een ouder album had, in 1849 verblijd werd met een nieuw album en vervolgens de inhoud van het eerste daarheen heeft overgebracht. De werkelijkheid blijkt echter anders. In november 1997 werd in het Letterkundig Museum de vernieuwde permanente tentoonstelling `Gaan waar de woorden gaan' geopend. In een van de vitrines lag dat oudere album met de inhoud waaiervormig uitgestald! Nu werd de zaak duidelijk: het eerste album - dat nu nog 31 bijdragen telt - kon met geen mogelijkheid meer het resultaat van Van den Berghs nijvere verzamelarbeid bergen en de aanschaf van een nieuw album was pure noodzaak. Het eerste album oogt overigens al even fraai: een omslag van rood marokijn, op voor- en achterplat ingelegd met groen marokijn, versierd met goudstempeling en voorzien van drie paar sluitlinten.
Vriendenalbum?
Een vraag die zich bij alba van letterkundigen altijd aandient is: wat streefden de aanleggers na? Een vriendenalbum of een verzameling van louter beroemde medeliteratoren? Hoewel het lijkt alsof Sam Jan in het KB-album vooral letterkundigen heeft willen sparen, gaf hij wel degelijk ruimte aan andersoortige bijdragers. Een opvallend kenmerk van het negentiende-eeuwse album is het grote aantal staaltjes van huisvlijt dat er in te vinden is: (penseel)tekeningen, borduurwerkjes, knipwerkjes, prikwerkjes, haarwerkjes enzovoort. In het album van Sam Jan is dit soort bijdragen ruim vertegenwoordigd: zes tekeningen, een kalligrafie, drie borduurwerkjes en een prikwerkje. De tekeningen kunnen echter bepaald niet als 'huisvlijt' worden afgedaan; daarmee zou men schilders als E. Koster, A.J. Ehnle, J.A. van der Drift en W.J. Mensing tekortdoen. De andere kunstuitingen zijn vervaardigd door lieftallige schonen, een duidelijk bewijs dat Van den Bergh niet uit was op een `coryfeeënkerkhof'. En bovendien: met een aantal letterkundigen was hij nu eenmaal bevriend. Hij zou ze waarschijnlijk, ook als ze een ander vak beoefend zouden hebben, toch wel om een bijdrage verzocht hebben. Maar zelfs als hij in het nieuwe album vooral literatoren had willen samenbrengen, werd dat door praktische redenen verhinderd. Sommige bijdragen in zijn eerste album zijn op de voor- en achterzijde van het papier geschreven en die kun je dus moeilijk ergens op vastplakken!
Hans Christian Andersen
Treft men in Van den Berghs album grote namen uit de Nederlandse letterkunde aan zoals Tollens, Withuys, Hofdijk en Immerzeel, de spectaculairste bijdrage komt uit het buitenland. In 1847 bracht de beroemde Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen voor het eerst een bezoek aan Nederland. Zijn komst was nogal onverwacht, maar in Den Haag wist men op de 19de juni toch met enig improviseren een heuse feestavond in het Hôtel de l'Europe te organiseren waar Van den Bergh een Nederlandse bewerking van Andersens gedicht 'Aftendæmring' voordroeg. Deze bewerking is bewaard in het vijf delen tellend 'album' van Andersen, dat meer het karakter van een scrapbook heeft omdat er ook brieven, litho's van gebouwen en landschappen, programma's van theatervoorstellingen en dergelijke zijn ingeplakt. Op 20 juni was er een kleine nazit en daar nam Sam Jan zijn kans waar. Het zou niet bij deze ene bijdrage blijven. Toen Andersen in 1866 opnieuw Holland en Den Haag bezocht, noteerde hij op 22 maart in zijn dagboek: 'Kwam S.J. van den Bergh tegen en ging met hem mee naar huis en schreef opnieuw in zijn album amicorum waarin ik ook in 1847 had geschreven.' Merkwaardigerwijze ontbreekt dit geschrift nu. Datzelfde geldt trouwens voor een gedicht van H.F. Tollens Cz. Van hem is een fraai versje uit 1838 in het album te vinden. Maar een eigenhandig door hem in circa 1855 samengestelde bundel gelegenheidsverzen (KB, 70 F 72) bevat een heel ander gedicht voor Van den Berghs album. Van dat gedicht is het origineel evenmin bewaard. Je zou bijna denken dat er ergens nog een derde album van Sam Jan moet rondzwerven!
Literatuur
Kees Thomassen, De alba van Samuel Johannes van den Bergh (1814-1868). Vriendschapsblijken of autografenjagerij?'. In: Nieuw Letterkundig Magazijn 22 (2004), p. 49-55. Aldaar verdere literatuuropgaven. Zie: http://www.dbnl.org/tekst/_nie012200401_01/_nie012200401_01_0020.php
Bron: